Een korte geschiedenis van Prins Alexander Polder

Een gevarieerde woonwijk in een veenpolder die bedoeld was voor landbouw en veeteelt

 Het ontstaan...

Op weinig plaatsen is de historische dynamiek van het Hollandse polderlandschap zo zichtbaar als in de Prins Alexanderpolder. Het veenmoeras dat hier is ontstaan na de laatste ijstijd werd vanaf de Middeleeuwen ontgonnen en ingepolderd, en vervolgens in de achttiende en negentiende eeuw weer afgegraven ten behoeve van de turfwinning.

Het plassengebied was moeilijk controleerbaar. De inwoners van het oude dorp Kralingen moesten hun huizen aan de Veenweg, inmiddels omringd door water, verlaten.

De plassen ten Noordoosten van Rotterdam worden tussen 1865 en 1874 drooggemalen op basis van de plannen van waterstaatsingenieur Jan Anne Beijerinck. De Prins Alexanderpolder ontleent zijn naam aan de vijftienjarige zoon van Koning Willem III, die in 1866 de eerste steen legt van het bovengemaal bij Kralingseveer.

 Na de droogmaking van de polder nemen boeren en tuinders het land in bezit. Tomaten, kolen en komkommers, later ook bloemen, voorzien in de behoefte aan groenten en een beetje gezelligheid van de sterk groeiende Rotterdamse bevolking. 

Na de Tweede Wereldoorlog wordt de polder een uitbreidingsgebied voor Rotterdam. De woningnood is op dat moment groot. De stedenbouwkundige Lotte Stam-Beese drukt een nog steeds herkenbaar stempel op de wijk.